Stenen monnik

Onlangs stuitte ik min of meer bij toeval op een prachtig boek van Shunryu Suzuki dat ik nog niet eerder had gelezen: Branching Streams Flow in de Darkness (1999). Net als zijn eerste en derde boek, Zen Mind Beginners Mind (1970) en Not Always So (2002), bestaat het uit een verzameling dharmalessen. Ook bij het lezen van dit boek, heb ik het gevoel dat hij mij rechtstreeks aanspreekt. Dat ik er zelf bij ben als hij in de zomer van 1970 twaalf dharmalessen geeft over de Sandokai, de Identiteit van veelheid en eenheid.

In de afgelopen woensdagavonden hebben we deze belangrijke van oorsprong Chinese soetra bestudeerd, door hem zin voor zin door te nemen. Steeds hebben we ons afgevraagd: Wat staat daar nou eigenlijk? Waar gaat dit over? En zoals te verwachten roept deze soetra naarmate we ons er meer in verdiepen ook meer vragen op. Vragen bijvoorbeeld over het steeds weer terugkerende paar duisternis en helderheid. We lezen:

In feite is er helderheid in duisternis, maar je moet de duisternis niet willen ontmoeten. Er is helderheid in duisternis, maar zoek niet naar die helderheid.

Wat wordt er precies bedoeld met duisternis en wat met helderheid? Voor ik hier dieper op in ga wil ik eerst nog iets meer zeggen over de Sekito Kisen, de zenmeester aan wie deze soetra wordt toegeschreven.

Sekito Kisen leefde in China in de achtste eeuw na Christus in een tijd waarin Zen erg populair was. Hij was leerling van Daikan Eno (Huineng), de zesde Chinese patriarch uit China, en later van Seigen Gyoshi, de zevende patriarch. Na zijn transmissie, waarmee hij de achtste patriarch werd, ging hij in een hut leven op een stenen bergtop. Sindsdien werd hij Sekito Hishang genoemd, Stenen Monnik. Er wordt gezegd (Dogen) dat hij solide en vastberaden, dag en nacht zazen beoefende. Ook het Lied van de hut met het dak van gras wordt aan hem toegeschreven.

Drie dialogen met zijn monniken gaan als volgt:

– Monnik: ‘Wat is bevrijding?’
– Sekito: ‘Wie heeft je gebonden?’

– Monnik: ‘Wat is het zuivere land?’
– Sekito: ‘Wie heeft je bezoedeld?’

– Monnik: ‘Wat is nirvana?’
– Sekito: ‘Wie heeft je geboorte en dood gegeven?’

Terug naar de Sandokai, terug naar de vertakkingen die duister zijn en overal stromen; naar de duisternis en de helderheid die bij nader onderzoek slechts concepten zijn waarmee de Stenen Monnik ons iets duidelijk probeert te maken.
Waar verwijzen de duisternis en de helderheid naar? Suzuki is hier heel duidelijk over. Helderheid (licht) verwijst naar het relatieve, naar de verschijnselen zoals deze zich in ons dagelijkse leven aan ons voordoen. Naar wat we kunnen zien en waar we het met elkaar over kunnen hebben.
Duisternis verwijst naar het absolute, naar datgene wat we niet met ons verstand kunnen bevatten, wat we niet weten. Tegelijkertijd omvat en doordringt de duisternis alles. Duisternis en helderheid moeten we dan ook niet los van elkaar zien. Zij horen bij elkaar zoals de linker en de rechter voet bij het lopen, zoals een deksel op een pot past.

In zazen leren we de duisternis kennen. Door alle gewone, dagelijkse activiteiten eventjes helemaal te laten voor wat ze zijn, kunnen we ervaren dat we ons in een complete, allesomvattende en alles doordringende duisternis bevinden. In zazen kunnen we het mysterie, dat we nooit helemaal in woorden kunnen uitdrukken, voor zichzelf laten spreken.

Marieke Virya Sensei