Quan Yin gaat door

Zoals jullie weten werk ik als boeddhistisch geestelijk verzorger in gevangenissen. Per 1 juni ga ik daarmee stoppen; vervroegd pensioen. Hieronder volgt een korte terugblik op die afgelopen bijna vijftien jaar.

Op mijn eerste werkdag voor Justitie, in november 2004 ging ik naar P.I. (Penitentiaire Inrichting) de Marwei in Leeuwarden, 2½ uur heen en 2½ uur terug met de trein. Ik sprak daar één gedetineerde en toen ik een paar weken later terug kwam vertelde hij mij over het commentaar van een mede gedetineerde die gezegd had: “Komt die man helemaal uit Amsterdam, speciaal voor jou? Dat moet wel een homo zijn.”

In de Marwei kreeg ik ook een sleutelbos mee waar je u tegen zegt, met minstens twintig grote zware sleutels die gezamenlijk wel een kilo wogen. Ik voelde me meer een cipier dan een geestelijk verzorger. Tegenwoordig heb je één sleutel en een pasje voor alle deuren.

Esserheem in Veenhuizen was een andere locatie waar ik in die begintijd regelmatig kwam. Het is de oudste gevangenis van Nederland, begonnen in achttienhonderd zoveel als een opvangplek voor dak- en thuislozen, zwervers en bedelaars uit Amsterdam. Lees ‘Het Pauperparadijs’ er maar op na. Er is nog steeds een prachtige binnenplaats met mooie grote bomen. Als ik ooit moet ‘zitten’ dan wil ik naar Esserheem. Ik sprak daar een gedetineerde die regelmatig mediteerde en vaak ’s nachts zijn stoel voor het raam zette om over de maanverlichte binnenplaats uit te kijken. Op een nacht zat hij weer te mediteren voor het raam. Het sneeuwde. Hij dacht: dit is het mooiste plekje op aarde.

De eerste keer dat ik naar Middelburg ging had ik een afspraak met de dominee. Die zou mij verder helpen om mijn justitiepas te activeren zodat ik een volgende keer zelfstandig naar binnen zou kunnen. Toen ik na een lange treinreis en een lange fietstocht door wind en regen, eindelijk zeiknat arriveerde in de P.I. Middelburg, bleek de dominee niet aanwezig. Voor de portier was het duidelijk: de dominee is er niet, dus probeer het volgende week nog maar een keer. Maar zo makkelijk kon ik mij natuurlijk niet weg laten sturen, dus ik vroeg de directeur te spreken. Die verscheen na ongeveer een uur en beloofde mij dat hij de dominee zou bellen op zijn thuisadres. Na weer ongeveer een uur arriveerde de dominee met een big smile op zijn gezicht, een uitstekend humeur en vol enthousiaste verhalen over zijn favoriete vakantieland Italië. Hoewel hij onze afspraak vergeten was, lukte het mij niet om langer dan vijf minuten kwaad op hem te zijn.

Ik heb onlangs geteld in hoeveel gevangenissen ik in de afgelopen bijna vijftien jaar heb gewerkt en ik kom tot zesentwintig locaties. Als ik de locaties mee tel waar ik alleen op bezoek ben geweest dan kom ik tot dertig. Tien daarvan zijn nu gesloten. Ik denk dat er weinig criminelen zijn die zoveel gevangenissen van binnen gezien hebben.

Detentie Centrum Zeist was ook een belevenis. Geen criminelen, maar mensen zonder de juiste papieren. Ik kreeg op een gegeven moment een grote groep mensen uit Mongolië. Mannen en vrouwen, wat bijzonder was want normaal zaten mannen en vrouwen gescheiden in Zeist. Maar naar de kerk en de meditatiegroep mochten ze gezamenlijk. Verliefde stelletjes zaten dus hand in hand. Het was een vrij grote groep van ongeveer vijfentwintig mensen. Ik had voor koffie, thee en gevulde koeken gezorgd en er werd druk gekletst. De sfeer was uitermate warm en gezellig. Langzaam aan verstomde het geroezemoes tot het stil was en een vrouw die drie woorden Engels sprak, keek me aan en zei dat ik nu kon beginnen. Maar beginnen waarmee? De taal was een flinke barrière. Maar rituelen en gezangen zijn gelukkig universeel. Ik had een CD met muziek uit Mongolië mee genomen en dat werd zeer gewaardeerd. Onder andere ‘Om Mane Padmeum’ stond daar op en dat konden we allemaal mee zingen, wat enigszins aarzelend gebeurde. Daarna reciteerde ik nog een bekende tekst uit mijn eigen Japanse Zen traditie: de Kanzeon sutra. De drie woorden Engels waren gelukkig genoeg om uit te leggen dat het hier om Chenrezig ging. Ik vroeg of ze een tekst uit hun eigen traditie wilden zingen of reciteren. Dat leverde in eerste instantie wat zenuwachtig gegiechel op maar vervolgens waren er toch een paar vrouwen die het aandurfden en een gezongen gebed lieten horen wat mij zeer ontroerde. Ook wierook offeren en buigingen maken bleek een gezamenlijke noemer waar iedereen enthousiast aan mee deed. Tenslotte deed ik nog een poging om mijn favoriete zenverhaaltje te vertellen. Een kort verhaal waarbij na elke zin een soort discussie ontstond tussen de vrouw die drie woorden Engels sprak en de vrouw die drie woorden Nederlands sprak over wat ik gezegd zou hebben. Ik geloof dat de groep uiteindelijk de clou heeft mee gekregen. Een paar weken later waren ze allemaal vertrokken en weer een paar weken later had ik een grote groep van een andere nationaliteit. Maar de sfeer kwam niet terug. Ik miste de warmte van de mensen uit dat koude land.

********

Een gedetineerde heeft een suïcide poging gedaan. Hij zit in de isoleercel en omdat hij ook agressief geweest is naar bewakers mag de deur niet open en kan ik alleen met hem praten via het luikje in de deur. Wat zeg je dan door dat luikje? Wat zeg je als iemand letterlijk op de naakte bodem van zijn bestaan zit? Hier schieten woorden tekort, voor je gevoel houdt het hier op. Maar je zou ook kunnen zeggen: hier begint het, hier begint mijn werk als geestelijk verzorger. De Japanse filosoof en boeddhist Hisamatsu zegt: als alles wat ik doe niet werkt, wat doe ik dan? … Ik weet het niet… er bij blijven, de pijn mee voelen en het ook niet weten… En dat uithouden, het ongemak ervan uithouden zonder met bullshit praatjes aan te komen. En dan zien wat er gebeurt, wat er ontstaat, … uit het niets, … uit de leegte. Een andere boeddhistische filosoof, Nagarjuna, zegt: vanuit de leegte wordt het onmogelijke mogelijk. En dan heeft hij het niet over het gevoel van existentiële leegte waarvan uit de gedetineerde waarschijnlijk tot zijn suïcide poging is gekomen, maar over de openheid van ons bewustzijn, een leeg, stil, ruim bewustzijn. Niet dicht getimmerd met woorden, concepten en begrippen, maar open en vol verwondering als de geest van een pasgeboren baby die nog geen verschil ervaart tussen wat hij ziet en wat hij is. Vanuit die geest worden wij geacht ons werk te doen als ‘geestelijk’ verzorgers. Ik heb er alle vertrouwen in dat mijn jongere collega’s ons werk in die geest voortzetten.

Een zichtbare uitdrukking van die open geest is de bodhisatva Kanzeon, Quan Yin. Bijvoorbeeld het levensgrote houten beeld van Quan Yin dat in het Rijksmuseum staat (twaalfde eeuw, China).

Je ziet hier niet iemand die hard aan het rennen en vliegen is om alle levende wezens, inclusief alle gedetineerden, te redden, maar iemand die zeer ontspannen zit met een meditatieve serene blik, vol wijsheid en mededogen. Als ik gedetineerde zou zijn en zo iemand op de afdeling zag lopen, dan zou ik denken: die wil ik wel als celmaat hebben. Want er lopen in de gevangenis heel wat types rond waar je liever niet mee op één cel zit. En ‘dubbel zitten’ is helaas wel de norm tegenwoordig.

Het mooie is dat Quan Yin dit effect bereikt terwijl ze niets doet en zelfs niets zegt. Puur door wat ze is en uitstraalt krijg je het gevoel: die wil ik wel in mijn buurt hebben. In onze samenleving is erg veel nadruk komen te liggen op ‘doen’. Wij zijn erg doenerige wezens geworden. Meer ‘human doings’ dan ‘human beings’. Ik zou willen pleiten voor meer nadruk op ‘zijn’, zeker in ons werk als geestelijk verzorger. Misschien hebben die bewakers dan toch gelijk, de bewakers die zeggen: geestelijk verzorgers hebben een luizenbaan. Het enige wat ze doen is een beetje koffie drinken met gedetineerden en ondertussen strijken ze een vet salaris op. Dus tegen de jongere generatie zou ik willen zeggen: ga die studie op de VU doen. Er zijn nog genoeg terreinen te ontginnen: gezondheidszorg, defensie, psychiatrie. Dan kan ik met een gerust hart stoppen. Quan Yin gaat door.

Meindert Seiju Roshi