Schoonheid is het venster naar het goddelijke

Zen-virus 10

Al lang wilde ik een Zen-Virus wijden aan William Blake. En zie daar, Meindert kwam in de vorige nieuwsbrief met een voorzet:

De wereld zien in een korrel zand
En de hemel in een wilde bloem
Oneindigheid houden in de palm van je hand
En eeuwigheid in een uur

Deze poëtische regels zouden zo opgenomen kunnen worden in de koancollecties. Kun je me laten zien dat je de oneindigheid in je handpalm houdt? Tijdens zazen dragen we het hele universum in het ‘kommetje’ van de handen, de mudra van concentratie, het kosmische handgebaar. Kodo Sawaki: ‘Het universum en ik zijn van dezelfde wortel. De tienduizenden dingen en ik zijn één lichaam. Dat is zazen.’ En als het over verlichting gaat, vallen vaak de woorden: één zijn met, eenheid met alles en allen. Eenheid, een enkel woord om de beleving van een onbeschrijfelijk grote werkelijkheid te duiden. Maar wat wordt er met dit tamelijk abstract klinkende woord bedoeld? Wat moet ik me bij ‘eenheid’ voorstellen? Het gehele oeuvre van Blake, zijn gedichten, zijn proza en zijn etsen, is een en al inhoud- en vormgeving in beeld en taal van dit immateriële, non-figuratieve begrip eenheid.

William Blake
William Blake, door Thomas Philips, 1807, National Portrait Gallery, Londen

William werd geboren op 28 november 1757 en overleed op 12 augustus 1827, hetzelfde jaar dat Ludwig van Beethoven ging hemelen. Vader James was kousenverkoper en een redelijk geslaagde ondernemer. Moeder Catherine schonk het leven aan zeven kinderen, waarvan er twee zeer jong stierven. Hoewel zijn ouders ‘English Dissenters’ waren, werd William toch gedoopt in de St. James Church. Zelf ging hij hij nooit naar de kerk. Maar de Bijbel zou een levenslange bron van inspiratie zijn. Alles wat hij wist, had hij te danken aan de Bijbel. Maar hij verstond de Bijbel in een spirituele zin. Of zoals hij in een gedicht ‘Het eeuwige Evangelie’ verwoordt:

De visie van Christus die jij ziet, is in mijn Visies de grootste vijand
Beide lezen wij de Bijbel, dag en nacht
Jij leest zwart, waar ik lees wit.

De lagere school was niks voor William. Maar hij bleef er lang genoeg om te leren lezen en schrijven. Daarna zorgde zijn moeder voor het nodige onderricht. Zijn vader leerde hem de eerste beginselen van het graveren. Maar omdat hij het talent van zijn zoon zeer goed onderkende, besloot hij hem naar een meester graveur te sturen. Eerst naar de zeer gerespecteerde Ryland. Maar de kennismaking viel bij William niet in goede aarde: ‘Ik houd niet van zijn gezicht; het ziet eruit alsof hij zich levend wil ophangen.’ Een opmerking met een zekere voorspellende waarde: twaalf jaar later werd Ryland veroordeeld tot de strop vanwege plagiaat. William kwam terecht bij James Basire, waar hij zeven jaar in de leer bleef. Basire gaf hem onder andere de opdracht tekeningen te maken van de Gotische kerken in Londen, zoals de Westminster Abbey. De nauwgezette studie van de Gotische stijl, welke hij als een ‘levende vorm’ zag, zou duidelijke sporen nalaten in zijn latere werk. Na zijn leertijd bij Basire werd hij student aan de Royal Academy in Old Sommerset House. Hij rebelleerde aldaar tegen de ouderwetse stijl van de Academy, waar Rubens centraal stond. Hij prefereerde Dürer, Michelangelo en Raphaël.

Op 18 augustus 1782 huwde William met Catherine Boucher. Zij tekende de huwelijksacte met een X, want zij was analfabeet. William leerde haar lezen en schrijven. Zij werd zijn grote steun en toeverlaat bij het etsen en hielp hem bij grote tegenslagen de moed erin te houden. Want William was een moeilijk man, zeer koppig, die zwaar leed onder de miskenning van zijn tijdgenoten die niets van zijn werk begrepen.
Afgezien van een driejarig verblijf in Felpham, waar zij zeer genoten van het ‘groene landschap’, zijn ze altijd in London blijven wonen.

Blake was zeer betrokken bij de politieke en sociale vraagstukken van zijn tijd. Hij loofde de Franse revolutie en hoopte dat de democratie ook in Engeland, ‘Albion’, ingevoerd zou worden. Hij was tegen de slavernij. Hij had een afschuw van wetgeving en organisatie, vooral de kerken met hun priesters, predikanten en theologen waren voorwerp van zijn hoon. En hij verzette zich fel tegen het rationalisme, het zogenaamde wetenschappelijk materialisme van Newton, zoals dit de overheersende gedachte geworden was dankzij het Europese verlichtingsdenken. In die zin wordt hij ook wel de eerste romanticus genoemd.

Ook al ontmoette hij veel onbegrip, Blake was geenszins een geïsoleerde kluizenaar. ‘Hij kende elke belangrijke persoon uit zijn tijd’, zei iemand die hem kende. Op wekelijkse bijeenkomsten in de boekhandel van Joseph Johnson ontmoette hij Joseph Priestley, William Goldwin, Mary Wollstonecraft, en de Anglo-Amerikaan Thomas Paine. Zij spraken met elkaar over politiek, filosofie, godsdienst en literatuur. Blake mag dan de lagere school niet afgemaakt te hebben, hij toonde zich zeer belezen in onder andere Jacob Boehme met wie hij deelde dat ‘Schoonheid het venster is naar het goddelijke’. Hij kende de hermetische, kabbalistische, gnostische en alchemistische geschriften, Erigena, Paracelsus en Swedenborg.

Zijn leven lang heeft Blake niets anders gedaan dan boeken graveren, waar hij overigens zeer weinig geld mee verdiende. Hij had een eigen procedé ontwikkeld. Beeld en woord horen bij elkaar, ‘illuminated printings’ noemde hij dit. Zo verscheen onder andere The Songs of Innocence and Experience, kinderlijke gedichten waarin de onschuld van de kindertijd verheerlijkt wordt tegen de achtergrond, de Experience, van de gevallen wereld van corrupte instituties als Kerk, de Staat en de heersende klasse, die de kinderlijke vitaliteit en speelsheid vermorzelen.
Hij graveerde boeken als The French Revolution; Visions of the daughters of Albion; Jerusalem, the Emanation of Giant Albion; The book of Job; Dante’s Divina Commedia.

Zijn tekeningen zijn allesbehalve natuurgetrouw. Hier is de verbeelding aan de macht. Zwierige lijnen, uitvergrootte, naakte lichamen, monsterachtige koppen sieren de bladzijden. De reliëf-etsen bruisen, golven, schuimen, koken. De samenhang van de gewone waarneming, waarin de dingen conventioneel worden gevat en begrepen, wordt opengebroken in glijdende, bewegende, kronkelende draden en vormen. Hallucinerend, maar soms ook hilarisch, spottend, hekelend.

Blake verzint en tekent mythologische beelden en goden met namen als Urizen, Urthona, Luvah en Tharmas, de vier oerdriften van de mens, resp. Rede, Verbeelding, Passie en Instinct. Jung zou zeggen: archetypen. Zijn ‘personen’ zijn nooit anatomisch verantwoord. Veel te grote hoofden, dik aangezette spierbundels, grote gebaren van opgeheven armen, wanhopig in elkaar gezakt of doodliggend op de aarde. Voor Blake is het leven één groot, geestelijk drama. Maar hij kon ook verfijnde portretten maken of een subtiele tekening van de Madonna met kind, waarbij het kind toch een enigszins vreemd hoofdje heeft.

Maar zijn afbeeldingen zijn vooral weergaven van zijn eigen innerlijke strijd, van zijn gevecht met goed en kwaad, man en vrouw, kind en volwassene, God en mens, engelen en duivels. Of men dit nu waardeert of niet, Blake moet aan zijn roeping gehoor geven. In een brief aan zijn vriend Thomas Butts schrijft hij: ‘Ik schaam me niet en ben niet bang of afkerig ervan je te vertellen wat verteld moet worden: Dat ik onder leiding sta van de boodschappers van de hemel, dag en nacht; maar de aard van zulke dingen is niet, zoals sommigen veronderstellen, zonder moeilijkheden of zorgen. De verlokkingen zijn aan de rechter- en linkerhand; daarachter buldert de zee van tijd en ruimte en volgt snel; hij die niet recht vooruit blijft gaan is verloren... Maar als we bang zijn te doen wat onze engelen ons voorschrijven, en huiveren voor de taken waarvoor we staan; als we weigeren spirituele daden te verrichten op grond van natuurlijke angsten of natuurlijke verlangens! Wie kan de ellendige kwellingen van een dergelijke toestand beschrijven! – Ook ik herinner me goed de bedreigingen die ik hoorde! – Als jij, die door de goddelijke voorzienigheid bestemd wordt voor spiritueel contact, weigert en je talent in de aarde begraaft, ook al zou je een eenvoudige boterham wensen, achtervolgen smart en wanhoop je gedurende je leven, en na de dood schaamte en gezichtsverlies voor eeuwig.’

William Blake

William Blake

Blake is een visionair. Hij ziet beelden, voor hem een werkelijkheid, die anderen niet zien. Al op vierjarige leeftijd zegt hij reeds gezien te hebben hoe ‘God zijn hoofd door het venster stak.’ Eens wandelde hij op straat en zag ‘een boom gevuld met engelen, met heldere engelachtige vleugels die iedere tak versierde met sterren’. Toen hij dit visioen thuis vertelde wilde zijn vader voor deze leugen een aframmeling geven, hetgeen zijn moeder verhinderde. In de Westminster Abbey zag hij Christus en de Apostelen en een grote processie van monniken en priesters. Toen zijn zeer geliefde broer Robert, vierentwintig jaar oud, ernstig ziek was en op sterven lag, bleef hij een dag en een nacht aan het ziekbed zitten. Op het moment van zijn overlijden zag hij ‘de bevrijde geest opstijgen hemelwaarts door het harde plafond’, terwijl zijn broer in zijn handen klapte van vreugde. De geest van Robert bleef hem altijd bij en hij beweerde dat Robert na zijn dood hem verteld had, hoe zijn gedichten te illustreren.

Uit zijn omvangrijke oeuvre kies ik één boek: Het Huwelijk tussen Hemel en Hel. Uit de zevenentwintig gravuren met teksten lees ik alleen afbeelding XIV. Ook hier is Blake als visionair aan het woord. Maar een visionair heeft een probleem: het visioen geldt alleen voor degene die het ziet. Objectief is het niet een vast te stellen waarheid. Alleen wie de ziener of zieneres vertrouwt en zich daardoor aangesproken voelt, kan delen in het werk van het visioen.

De Rooms-Katholieke Kerk heeft eeuwenlang geworsteld met de visionaire talenten van haar zonen en dochters. Bewezen moest worden, dat de verschijningen en hun boodschap direct van God afkomstig waren en overeenstemden met de leer van de kerk. Voor dat laatste toonde Blake geen enkel begrip. Bovendien, God spreekt niet. Hij zegt niets. God is onze verbeelding. En alles wat gehoord of gezien wordt, komt niet vanuit een bovenaardse, buiten wereldse ruimte, maar wordt waargenomen en gehoord in deze werkelijkheid dankzij onze gereinigde en wijd openstaande zintuigen. Want ‘alle goden zetelen in de menselijke borst’ (bij afbeelding XI).

Blake kreeg de meeste visioenen als hij rondzwierf door de straten van Londen. Hij beziet de dingen niet met oog van de rede, van het begrip, geordend, naast elkaar, vergeleken en beoordeeld. Hij kijkt en denkt symbolisch. De wereld is voor hem een schatkamer van symbolen die tegen elkaar opbotsen, over elkaar heen rollen, zich vermengen en elkaars plaats innemen.

Blake: ‘Vanuit de Hel heb ik vernomen dat de wereld in vuur verteerd zal worden. Een merkwaardige nachtmerrie met een wel zeer vreemd einde. Want als de cherub zijn wachtpost bij het Paradijs verlaat zal de gehele schepping worden verteerd en oneindig blijken en heilig terwijl zij nu eindig en corrupt blijkt.’

Alleen al historisch weten we dat beschavingen ontstaan, bloeien en weer vergaan. Zoals bij geboorte reeds de dood begint. Men kan intellectueel dit weten, maar Blake ziet dit alles voor zijn geestesoog gebeuren.

Blake ziet overal contrasten. Ons leven speelt zich af tussen elkaar tegengestelde krachten die een oneindige progressie van schoonheid en liefde bewerkstelligen. Zoals hij bij afbeelding III het formuleert:

Zonder Tegenstellingen is er geen vooruitgang.
Aantrekking en Afstoting, Rede en Energie, Liefde en Haat, zijn nodig voor het Menselijk bestaan.
Vanuit deze tegenstellingen ontspringen wat de religieuzen Goed of Kwaad noemen.
Goed is het passieve dat Rede gehoorzaamt Kwaad is het actieve uit Energie ontspringend.
Goed is Hemel. Kwaad is Hel.

Wie ooit vanaf zijn jeugd geleerd heeft dat God het kwade straft en dat kwaad overwonnen moet worden, wie dat goed ingeprent gekregen heeft, zal ook op latere leeftijd het kwaad moeilijk anders kunnen zien dan een vijand. Zoals Jung ooit heeft opgemerkt: ‘Wie met een straffende God is opgevoed, zal ook als volwassene moeilijk van dat idee afkomen.’ Dat goed en kwaad bij elkaar horen en samenwerken is wellicht te zien, maar niet uit te leggen. Goed en kwaad zijn zelf mysterieuze krachten. Beide zijn voor de rede onpeilbaar. Bovendien het goede komt niet van het goede, evenmin als het kwade van het Kwaad. Goed en kwaad lopen zelfs door elkaar. Blake typeert het goede als de hemel, maar verbindt het ook met de rede, passiviteit en stagnatie. Het kwade wordt gekenmerkt, behalve door de hel, als energie, lichamelijkheid en productiviteit. Het goede staat tevens voor het bewuste en het kwade voor het onbewuste. Zij zijn gedoemd tot samenwerken. Het gaat Blake zelfs niet over het verzoenen van de tegenstelling. Elk van het tegendeel moet zijn werk blijven doen: ‘Het Vruchtbare zou niet langer het Vruchtbare zijn zonder dat de Verslinder als een zee de excessen ontvangt van zijn verrukkingen’ (bij afbeelding XVI). Zeer kort samengevat: ‘Tegenstelling is echte Vriendschap’ (bij afbeelding XX). Zie ook de hier getoonde afbeelding XIII: twee figuren, goed en kwaad worden geroosterd in een gloed van vuur.

‘Dit zal gebeuren door een verhoging van sensueel genot’. Het tastzintuig, ook in de zin van sensueel genot en seksuele drift, is het enige vermogen dat in staat is ons te bevrijden van de rationele en religieuze beperkingen. Het verlangen naar lust dient niet onderdrukt, maar gebruikt te worden. Want ‘Energie is eeuwig genoegen’ (bij afbeelding IV).

‘Maar eerst moet de idee dat de mens een lichaam los van zijn ziel heeft, worden uitgewist; dit zal ik doen door te drukken volgens de helse methode, met corroderende stoffen, die in de Hel welkom en ge­neeskrachtig zijn, ze smelten duidelijke oppervlakten weg, en vertonen het oneindige dat verborgen was.’ Hier legt Blake het doel uit van zijn graveerwerk. Om het rampzalige idee van de scheiding van lichaam en ziel teniet te doen, trekt hij zich dagelijks terug in zijn drukkerij. Daarvoor gebruikt hij een nieuwe methode van etsen die ontleend is aan de hel: corroderende stoffen. In plaats van op traditionele wijze de ets in de ondergrond te krassen brengt hij met pen en penseel met een zuur-werende vernis de tekst en tekeningen direct (in spiegelbeeld) aan op koperen platen. Corrigeren en bijwerken is slechts een kwestie van vernis wegkrab­ben of toevoegen. Vervolgens wordt de plaat in zuur gedompeld, zodat het door de vernis beschermde deel in reliëf drukklaar overblijft. Hij hoopte hiermee een verborgen werkelijkheid achter de voorstelling te suggereren. Blake schreef Het Huwelijk vanuit de Hel, zijn drukkerij.

Indien de deuren van perceptie werden gelouterd zou alles zich aan de mens vertonen zoals het is: On­eindig. Want de mens heeft zichzelf opgesloten, tot hij alle dingen ziet door de smalle spleten van zijn spelonk, Aldous Huxley heeft deze zin beroemd gemaakt door hem te gebruiken als titel voor zijn boek: The Doors of Perception. Al betoogt hij daarin de zintuigen te reinigen met behulp van mescaline, ‘de chemische deur in de Muur’. Het spirituele werk, waartoe wij in staat zijn, kan heel goed omschreven worden als het reinigen van de poorten van de waarneming. Spiritualiteit gaat niet over het verzamelen van leerstellingen of wetenswaardigheden, maar over het verwerven van een andere zienswijze. Zoals een oude uitdrukking luidt: de dingen niet louter te bekijken met de ogen van de tijd, maar met de ogen van de eeuwigheid, ‘sub specie aeternitatis’. Ook al beschikken we slechts over ‘smalle spleten’, krappe kijkgaten van hebzucht en hoogmoedig weten, we kunnen leren deze te verruimen en ontvankelijk te maken voor beelden van de eeuwigheid. Dit reinigen van de zintuigen is een levenslange inspanning. Voor Blake was dit zijn roeping, waartoe hij de plicht voelde deze te gehoorzamen. In het boek Jerusalem, the Emanation of the Giant Albion schrijft hij:

Ik laat mijn belangrijke taak niet liggen!
Om de eeuwige werelden te openen, om de onsterfelijke ogen
Van de mens te openen naar binnen gericht op de gedachtewerelden, op de eeuwigheid
Die zich altijd uitbreiden in het hart van God, de menselijke verbeelding.

De laatste woorden van Het huwelijk tussen Hemel en Hel: ‘Want alles wat leeft is Heilig’ (bij afbeelding XXVII).

William Blake werd met de jaren steeds meer een serener mens. Het verhaal gaat dat hij eens op een feest een mooi, modieus gekleed meisje ontmoette. Hij legde zijn hand op haar hoofd en zei: ‘Moge God deze wereld voor jou, mijn kind, even mooi maken als het voor mij geweest is.’
Op de dag van zijn dood, 12 augustus 1872, werkte Blake nog aan zijn Dante gravuren, zijn mooiste. Plotseling hield hij op met werken en ging op bed liggen. Zijn vrouw kwam huilend naast hem zitten. Hij hield haar hand vast en riep: ‘Sta Kate! Blijf zoals je bent – ik zal je portret tekenen – want je bent altijd voor mij een engel geweest.’ Toen hij haar portret getekend had – het is verloren gegaan – legde hij zijn tekengerei neer en begon hymnes en hemelse gezangen te zingen. Nadat hij zijn vrouw beloofd had, altijd met haar te zijn, overleed William die avond om zes uur.

Bronnen:
William Blake, Het Huwelijk van Hemel en Hel, vertaald en toegelicht door Sylvia Koetsier, Erven J. Bijleveld, Utrecht, 2001.
William Blake, Wipikedia
Internet: blakearchive.org/blake
Internet: Sunrise, de theosofie van William Blake, Madeline Clark