Liefde in tijden van Corona

We zouden naar Parijs, een lang weekend. Het Louvre, Musée d’Orsay met Odilon Redon en Monet.
We zijn uiteindelijk niet gegaan.
Want ja... Corona.

Vrijdag in de Jumbo, de dag na de persconferentie over het virus. Lege schappen bij de groenten, lege schappen bij de eieren en idem dito bij de pasta’s. En bij de kassa zie ik een echtpaar met twee grote rolkoffers, ik waan me op Schiphol, die ze vol proppen met boodschappen.
Tja... Corona.

Een Zen-zondag in Centrum de Roos. We zouden met veertien mensen zijn. Er komen er maar zeven.
Want ja... Corona.

Op TV zie ik een stukje van het debat in de Tweede Kamer: of scholen wel of niet dicht moeten. De minister president vindt, na overleg met het RIVM, van niet. Jesse Klaver en Wilders, ze zijn het eens, vinden van wel. Maar de manier waarop “het debat” gevoerd wordt raakt me onaangenaam. Het lijkt meer op ordinair bekvechten dan op een overleg van wijze mannen over belangrijke beslissingen. De emoties lopen hoog op.
Want ja... Corona.

Corona klinkt als Ramona, het liedje van The Blue Diamonds, en dat heb ik de laatste dagen dan ook telkens in mijn hoofd. Ik weet niet of de tekst toepasselijk is, maar ze zingen onder andere:

Ramona, I hear the mission bells above
Ramona, they’re ringing out a song of love

I press you caress you
And bless the day you taught me to care

                                                                      *****

Iemand vraagt: hoe kunnen we bij dit alles het hoofd koel houden? Wat heeft “Zen” hier over te zeggen?

Tsja, ...

Hoe houd ik contact met die ruimte in mij, met de openheid die ik uiteindelijk ben, mijn boeddhageest, of hoe je het ook noemen wilt. Het is zo menselijk om me te laten mee slepen in een wirwar van emoties en een kluwen van zorgen. Het vraagt iets om de andere kant op te gaan, het vraagt een bepaalde inspanning om te deprogrammeren, te deconditioneren. In plaats van te grijpen naar houvast, bereid zijn los te laten en leeg te worden. Zoek te midden van alles wat vergankelijk is en doorlopend verandert, naar dat wat onveranderlijk is, adviseert de Boeddha. En Lao Zi zegt:

Zij die het onveranderlijke kennen zijn verlicht.
Zij die dit negeren doen in het wilde weg rampzalige dingen.

In mijn beoefening doe ik mijn best om het onveranderlijke niet langer te negeren. Ik bèn dat tenslotte, hoe zou ik het kùnnen negeren. “The Unborn” noemt Bankei het, het “doodloze” zegt de Boeddha. De stille open geest waar we als baby mee geboren zijn. Waarna we die open geest volgepropt hebben met woorden, concepten, meningen, oordelen enzovoort. Als boodschappen in een rolkoffer. Want dat voelt veilig. Met lege handen staan voelt niet veilig en met een lege open geest ook niet. Want wie ben ik dan nog en hoe weet ik wat ik moet doen? Het vraagt moed om het niet te weten en leeg te zijn, een nul. Boeddha is een nul.

Dat onveranderlijke, open bewustzijn is niet alleen een bron van wijsheid maar ook een bron van liefde. Lao Zi vervolgt:

Het onveranderlijke kennen maakt vergevingsgezind.

Het maakt vergevingsgezind omdat ik in die lege Boeddha Geest een diep besef van verbondenheid ervaar, van eenheid. Daarom zit ik op mijn meditatiekussen, om mijzelf te herinneren aan die open bron van stilte die ik ben.

Kan ik de rolkoffer thuis laten? De woorden en meningen achter mij laten? Wie ben ik zonder dat alles? En wat blijft er over als dat ‘ik’ gaat smelten?

Citaten uit: Lao Zi, Het boek van de Tao en de innerlijke kracht, Vertaald en toegelicht door Kristofer Schipper, Uitgeverij Augustus 2010, blz. 53.