Ik ben gehecht, ik ben een mens
Het is zaterdag 4 april. Het is voorspeld: prachtig lenteweer. Morgen wordt het nog warmer. Rutte heeft ons gisteravond op het hart gedrukt: ‘Als het kan, geniet thuis, in de tuin, of op uw balkon. Ga liever niet naar buiten, maar als u toch even een luchtje wilt scheppen, ga dan niet naar drukke plekken, houdt anderhalve meter afstand van elkaar. Dit wordt een proef voor het aanstaande paasweekend.’
Het Flevopark begint aan het eind van onze straat. Ik wandel er bijna elke dag, dezelfde route, want die is exact één uur en vijftien minuten. Dat is nodig voor mijn gezondheid. Ik beleef het als zazen in beweging: De vorm, de route, is steeds hetzelfde. De ervaring is elke keer anders. Nieuw.
Maar wat als het park te vol is? Als we gespot worden door een drone en als dat achteraf overal het geval bleek te zijn en we dan een echte lockdown krijgen?
En dat ik het dan mede verpest heb voor alle anderen?
Nou ja, eerst maar eens zien.
Het gaat goed. Dankzij de mensen die wél binnen blijven kunnen wíj nu om elkaar heen lopen. Af en toe de pas in houden. Even de berm in.
Mensen zeggen gedag, of knikken vriendelijk met het hoofd. Langs het Amsterdams Rijnkanaal rent weer die man in trainingspak; zijn kind in kinderwagen voor zich uitduwend. Fijn voor de moeder. Twee vliegen in één klap. Het water glinstert, eenden kwaken, de gelukzalige glimlach van een peuter. Honden dollen. Vrolijk en speels.
Hun baasjes houden zich keurig aan de regels.
In het voorbijgaan vang ik flarden op van gesprekken. Ze gaan meestal over corona.
Mensen lopen met de iPhone aan het oor, een paar kinderen eromheen dartelend, hun zaken te regelen. Tja, moet ook gebeuren. Ga er maar aanstaan. Manus van alles zijn…
Ik ben dankbaar dat ik, dankzij meditatie, het verschil heb leren kennen tussen de wereld van denken en de directe fysieke ervaring.
Mindfulness, aandacht, hier en nu aanwezig zijn.
Intiem zijn met wat er nu is. Precies zoals het is. Wat het dan ook is.
Midden in het park, tussen de bomen en de bloeiende bloemen, de wandelende en fietsende mensen en het getjielp van alle vogeltjes door, verschijnt in mijn hoofd de aanstaande Dharmales. Zo gaat dat. Zo werkt de geest. Althans, mijn geest.
Ik beheers ‘m niet. Ik beoefen en HET OOG SLAAPT NOOIT.
Wat zou ik graag stil zijn.
Hooguit zeggen: Ik weet het niet.
En dan gewoon weer, net als vroeger, fysiek samen, in de zendo zitten.
Op het kussen, met de wens:
Wat voor levende wezens er ook zijn,
Beweeglijk of onbeweeglijk, allemaal,
Of ze nu lang zijn of groot zijn,
Middelmatig, kort, klein of fors, Zichtbaar of onzichtbaar,
En of ze ver weg leven of dichtbij,
Al geboren of naar geboorte strevend-
Moge alle wezens gelukkig zijn.
Moge alle wezens gelukkig zijn en veilig,
Laten ze allen geluk ervaren in hun hart.
De wens van de bodhisattva van mededogen, compassie.
Dit verlangen is natuurlijk. We zijn sociale wezens.
Je hoeft er geen boeddhist voor te zijn:
Mijn jongste zus appt: Ik zou zooo graag weer eens lekker voor jullie willen koken en genieten samen! Ze is een geweldige kok en heeft er voor een bevriend stel dat in de buurt woont iets op gevonden: Ze kokkerelt en zet de helft ervan in een tas voor hun voordeur, snelt naar huis, gaat samen met haar vriendin voor het scherm zitten en dat doen die twee aan de andere kant ook. Gezellig! Smakelijk eten!
De vrouw die voor de AH altijd met de daklozenkrant staat drentelt nu een beetje rond. We kijken elkaar in de ogen en ze grijpt dit direct aan om te vragen: Kun je een potje pindakaas voor me kopen? Van die zoete? Het is maar een klein potje.
Het is voor een vriend. Ik zeg ‘Ja, tot zo, ik ben wel even bezig binnen.’ ‘Is goed.’
Op de valreep hoor ik nog: ‘Of twee?’ Bij het overhandigen zegt ze:
‘Zet het daar verderop maar op de vensterbank, dan blijf je gezond.’
Er zijn ook hackers bezig.
Een schilderij van Van Gogh is gestolen.
Iemand spuugt iemand in het gezicht en roept corona!
Dit is lijden.
De wens is ondergesneeuwd.
Maar ik hoop en denk dat-ie ergens, heel diep vanbinnen, nog wel te vinden is.
Dit is Kanzeon.
Het beeld staat in Nico’s werkkamer. Het is Japans.
De Indiase versie heet Avalokistesvara.
De Chinese Kwan Yin.
Verschillende landen, verschillende namen,
maar één en dezelfde bodhisattva: de bodhisattva van mededogen.
Avalokitesvara heeft wel duizend armen en ogen en iedere hand een heilzaam middel.
Voor elke situatie een medicijn. Een bevrijdend juweel.
Deze Kanzeon heeft maar tien armen. Dat komt omdat-ie van hout is.
Getallen doen er niet toe, je ziet ze ook met acht of zes. Het komt op hetzelfde neer.
Ik vind die bovenste twee armpjes grappig, alsof-tie z’n biceps even toont.
Soms wordt gezegd, de bodhisattva stelt zijn/haar eigen verlichting uit
om alle levende wezens te bevrijden. Maar dat lijkt me eerlijk gezegd niet.
Tussen de ogen zit een doorschijnend glazen rondje. Het geopende oog.
Ook wel het derde oog genoemd. Het oog wat nooit slaapt.
We hebben er een koan over. ‘The Whole Body Is Hand and Eye’.
Nummer 89 uit de Hekiganroku:
Ungan vraagt Dõgo:
‘Hoe maakt de grote bodhisattva van mededogen gebruik van al die handen en ogen?’
Dõgo antwoord:
‘Het is als iemand, die, in het midden van de nacht,
met uitgestrekte hand, het kussen rechttrekt.’
Ungan zegt:
‘Ik begrijp het.’
Dõgo vraagt:
‘Hoe begrijp je het?’
Ungan zegt:
‘Het hele lichaam is hand en oog.’
Dõgo zegt:
‘Je hebt je zegje gehad, maar je hebt alleen acht tiende van de waarheid gegeven.’
Ungan vraagt:
‘Hoe zou jij het dan zeggen?’
Dõgo zegt:
‘Het volledige lichaam is hand en oog.’
Misschien zijn wij gewend om individualistisch te kijken.
Alsof dit beeld een persoon uitbeeldt, maar het is verbeelding van het geheel.
Wij vormen, Ieder-Een op ‘eigen’ wijze, het ENE lichaam van de bodhisattva.
Absoluut gezien is het deel expressie van het geheel.
Dit inzicht maakt het tot meer dan een optelsom van sociale activiteiten.
En we hoeven niet rond te rennen.
Maar in Setchõ’s vers begint de eerste strofe reeds met de waarschuwing:
Zeg je ‘het hele lichaam’ is dat oké;
‘Het volledige lichaam’ is ook goed gezegd.
Als je het conceptueel opvat,
Ben je er miljoenen mijlen van verwijderd.
En iets verderop zegt hij:
Nico en ik zijn allebei katholiek opgevoed en dat is gelukkig nooit overgegaan.
Als zijn moeder vroeg: ‘Wat doe je ook al weer, hoe heet dat waar je werkt?’,
vertelde hij over Kanzeon en dan zei ze: ‘Oh, dus die is net als Maria?’
‘Ja.’ ‘Dan is het goed. Maria helpt altijd. Al moet je soms wel lang wachten.’
Hier staat ze. Aan de voeten van Kanzeon. Ze is heel klein. Maar niet minder dan.
Zoals getallen er niet toe doen, doet ook grootte er niet toe. Ze staan gezellig
bij elkaar. De wat houterige Kanzeon en het wat kitscherige Mariabeeldje.
Meestal zijn ze helemaal wit.
Ik vind deze zoet, met die zachte kleurtjes.
In haar handen, in haar mudra koestert zij een Parel.
Een gestolde Traan.
Zij ziet het geluid van de wereld.
(Ja... Je hoort het goed, zij ZIET het geluid van de wereld.)
Ze is warm.
Ze voelt.
Ze troost.
Ze heeft lief.
Zij draag in haar hart de wens:
Moge alle wezens gelukkig zijn.
***
Het is zondag 5 april.
Vandaag is het dertig jaar geleden dat ik in de Kosmos in Amsterdam
op de zenzolder bij Nico op een kussentje belandde.
Hij heeft mij de naam ‘Heldere Dharma Traan’ gegeven.
En onlangs ook nog ‘Dajun’: Pad van Liefde
Die Dharma, die Traan, die Liefde… Oké.
Maar Helder? Ho maar!
Ik ben gehecht, ik ben een mens.
Gehechtheid is één van de oorzaken van lijden, zegt de Boeddha.
Voor onthechting is Wijsheid nodig.
Nou ja, dan maar lijden…
❤
Joke