Dank voor jullie nabijheid en steun

Geliefde Sangha,

Grote dank voor de nabijheid en jullie steun in dit afgelopen jaar dwars door 1,5 meter afstand en zoomafstanden heen. Ik heb me dit jaar aangeraakt gevoeld. Aangeraakt doordat de broosheid bovendreef. Zoals een vriend aan me schreef: “Gek genoeg is er ook een soort lichtheid. Misschien juist omdat je niet weet waar en wanneer het ophoudt. Terwijl je tegelijkertijd de duisternis voelt en haast kan aanraken..”.

Simone Weil kende de afstand, afstand die zoveel verder gaat dan 1,5 meter, zij noemt het de oneindige afstand:

Deze oneindige afstand tussen God en God, deze pijn die niemand benaderen kan, dit wonder van de Liefde is de Kruisiging. .. Deze verscheurdheid, waartussen de liefde een band van volkomen eenheid legt, trilt eeuwig doorheen het universum op de bodem van de stilte, zoals twee tonen gescheiden en versmolten worden, als een harmonie die zo zuiver is dat zij verscheurt. Dit is het Woord van God. De hele schepping is er enkel de vibratie van.”

Tegelijkertijd -in die oneindige afstand- is er de taal van de liefde:

De ziel en God spreken als bruid en bruidegom de taal van de liefde en blijven dat ook doen als zij straks weer gescheiden van elkaar zullen zijn, als er weer een oneindige afstand tussen hen zal bestaan, zo groot als het universum zelf.”

Nico sprak bij de wintersesshin over de taal, over de taal van Paul Celan, over hoe Paul Celan de taal opnieuw uitvond, hoe taal naakt werd. Willem van Seumeren las drie gedichten van Paul Celan via zoom bloedmooi voor. Ondertussen schreef Arnon Grunberg op 30 december 2020 in zijn column in de Volkrant over Paul Celan, en citeert hij uit zijn favoriete gedicht Psalm van Celan. Met dit gedicht Psalm (ook een van mijn favorieten) en met de wens dat 2021 een bloeiend jaar mag zijn, eindig ik:

Psalm

Niemand herkneedt ons uit aarde en leem,
Niemand geeft een stem aan ons stof.
Niemand.

Geloofd zijt Gij, Niemand.
Om uwentwille
zullen wij bloeien.
U
toeneigen.

Een niets
waren we,
zijn we,
zullen
we blijven, bloeiend:
de niets-, de
niemandsroos.

Met
de stijl zielshelder,
de meeldraad hemelwoest,
de kroon rood
van het purperwoord dat we zongen
over, o over en boven
de doorn.

Julia Jinne